Dit muziekstuk is gecomponeerd voor een kerstvoorstelling van een balletschool. De sfeer is een koud wintertafereel met mensen die schaatsen, winterwinden, bellen en galopperende rendieren.

De muziek begint met delicate, fonkelende noten die het beeld oproepen van sneeuwvlokken die zachtjes uit de lucht vallen. Naarmate het stuk vordert, neemt het tempo toe en wordt de melodie levendiger, wat de opwinding weerspiegelt van mensen die op schaatsen over het ijs glijden. Het geluid van bellen die in de verte rinkelen, draagt ​​bij aan de feestelijke sfeer, terwijl de diepe, resonerende tonen van een cello of contrabas de krachtige stappen van rendieren nabootsen die door een besneeuwd landschap galopperen.
Over het geheel genomen legt dit stuk de magie en het wonder van de winter vast en transporteert het luisteraars naar een wereld vol kerstvreugde en -vreugde. Het is een perfecte begeleiding bij een balletvoorstelling die de schoonheid van het seizoen viert en een gevoel van warmte en geluk brengt aan iedereen die het hoort.